In mijn vorige verhalen heb ik verteld, dat tante An met haar zes kinderen vanuit Madjalengka, een plaatsje ten zuiden van Cheribon, bij ons zijn komen wonen. Mijn vader was geïnterneerd als politiek gevangene. Mijn moeder zei tegen tante An: ” Huisvesting kan ik je geven, maar voor zakgeld moet je zelf zorgen.” Tante An begon met het verkopen van koekjes. Zij was een kei in het maken van kue kembang gojang. De koekjes hadden de vorm van de bloemetjes uit de hoofdtooi van een Soendanees bruidje. Bij iedere beweging van het hoofd van de bruid bewegen de bloemen, vandaar de naam van de koekjes. Die koekjes vonden gretig aftrek en de petroleumblikken vol moesten bezorgd worden. Dit was de taak van Harry – de zoon van tante Mien (16 jaar) en van Anneke, de dochter van tante An (12 jaar)
Op een dag moesten Harry en Annele 2 petroleumblikken afleveren. Ze gingen op de fiets. Harry trapte en Anneke zat amazone-zit op de bagagedrager met die grote blikken met inhoud op schoot. Ze reden langs de kali, afgeschermd met kawat (prikkeldraad) Van een zijstraat rechts van de weg kwam een deleman aangereden.Deze was op hol geslagen en Harry en Anneke werden op de fiets gessroedoekt (weggeduwd). Anneke gleed van de bagagedrager af, maar Harry bleef met zijn bovenbeen aan het prikkeldraad hangen. De wond, die hij daarbij opliep was net het cijfer 7. In die tijd werden de kranten aangeprezen met het nummer en de datum van uitgaven. Het was toevallig de editie van de Djawa Baroe Nomor toedjoe. Heel lang heeft Harry als plaagnaam “ Djawa Baroe Nomor Toedjoe gehad.
Gelukkig is van dat lidteken niets meet te zien.