Paula , mijn jongste zusje, was als kind een echte branieschopper. Zij was ook een durfal, een vechtersbaas en de schrik van de buurmeisjes. Paula deed alles wat van vader en moeder niet mocht. Zij werd vaak gestraft. “Laat maar”, zei ze dan, “Ik heb toch al gedaan, wat ik graag wilde”.Daarom kreeg zij de bijnaam “Juffrouw laat maar”.
Op een dag, het was vakantie moesten Paula en ik van moeder naar Waroeng Si Djangkoeng. De eigenaar van de waroeng, een Chinees, had de bijnaam Si Djangkoeng (de lange), omdat hij heel lang en mager was. Zo liepen Paula en ik op die bewuste dag naar de waroeng. “Oh, daar komen mijn vijanden aan”, zei Paula. Een groep meisjes liep ons tegemoet “Zij zijn met velen, dus houd je goed aan mij vast”, aldus Paula. Zij trok mij in snelle vaart mee en liep op het groepje in, al links en rechts slaand en zo konden we ongedeerd verder gaan. Wij deden boodschappen bij Si Djangkoeng en moesten terug naar huis. En wat deed Paula!!! Zij vroeg aan Si Djangkoeng nog om een zakje gemalen peper. Ik begreep toen niet waarom, want dat stond niet op het boodschappenlijstje. Paula had een goede kijk op wat ons te wachten stond. Het groepje meisjes stond ons op te wachten met lange stokken. Ik beefde van angst. Bij het groepje aangekomen strooide Paula de gemalen peper in hun gezichten. Het gevolg was, dat zij begonnen te hoesten, proesten, niezen. Zij leken als verlamd en wij…..konden veilig naar huis lopen.