Voor de oorlog hadden mijn ouders een kokkie, een baboe tjoetjie en een baboe dalam (interieurverzorgster). Het huispersoneel sliep in de bediendenkamer en zij waren 24 uur beschikbaar, behalve de 3 dagen rond Lebaran het einde van de Poeasamaand (vastentijd). Destijds kwamen de toekang sajoer, de toekang daging en de toekang ajam aan huis hun waar verkopen. De toekang ajam kwam toen de bedienden met verlof waren i.v.m. de a.s. Ramadan. Mijn moeder kocht 2 kippen , die door de toekang ajam op rituele wijze geslacht werden. Hij prevelde een tekst uit de Koran, sneed de halsslagader van de kip door, waarna hij die op een bepaalde manier van zich afgooide.
Die geslachte kippen werden in heet water gedompeld, waarna ze van hun veren ontdaan werden (boeboet). Omdat de bedienden er niet waren moest mijn moeder alles zelf doen. De eerste kip was geplukt en moeder deed die in een waskom. Ze was maar net bezig met het boeboeten van de tweede kip of ze hoorde een gerochel uit de kom komen. Ze keek en wat zag ze?! De blote kip stond op, deed een paar bewegingen en viel. Mijn moeder schrok heel erg.
Het sympathische zenuwstelsel had nog nagewerkt. Sindsdien heeft mijn moeder nooit meer kip willen eten.